Techniek van Steengoedproductie

Gebakken aarde

Met slechts één enkele grondstof, klei, kan men een haast ongelooflijke hoeveelheid vormen, kleuren en versieringen verkrijgen. Dit geheel noemt men keramiek.

Men onderscheidt 2 soorten:

  • waterdichte (gesinterde) keramiek: steengoed, porselein
  • niet waterdichte (niet gesinterde) keramiek: aardewerk, terracotta, faience, majolica, raku.

Na het uitgraven werd de klei opgeslagen in een kuil. Hier werd hij onder invloed van de weersomstandigheden plastischer. Daarna kon hij gekneed en getrapt worden.

Op een zware werkbank werden klompjes klei gesneden die vervolgens gewalkt en geslagen werden. Zo konden alle vreemde bestanddelen en eventuele luchtblazen verwijderd worden.

In het Rijnland gebruikte men geen pottenbakkersschijf, maar wel een pottenbakkerswiel. Dit wiel werd met een lange stok in beweging gebracht en draaide dan één uur lang.

Kannen en kruiken worden in verschillende stappen vervaardigd. Eerst wordt de klei op de pottenbakkersschijf gecentreerd,dan vormt de pottenbakker een cilinder, van waaruit hij dan de definitieve vorm kan maken.

Hulpmiddelen bij het bakken

De kruiken moesten in de oven op elkaar gestapeld worden. Tussen twee lagen kruiken legde men kleine, met zand bestrooide kleiplaatjes om het aan elkaar vastbakken te vermijden. In Raeren worden die “Krätzchen” genoemd. Deze kleiplaatjes kon men slechts éénmaal gebruiken.

Daarna werden ze als vloertegeltjes gebruikt. U kunt zo'n vloer bewonderen in de conferentiezaal van het museum en in de nagebouwde pottenbakkerswerkplaats.

Zwart, scheef en mislukt

Steengoedbrand

Door het geweld van het vuur kon er bij een ovenbrand veel fout gaan.Ongeveer 30 % van de inhoud had brandvlekken, een mislukte glazuur, was vervormd of fout verkleurd. Sons stortte een ganse stapel kruiken in elkaar en werd daardoor een deel van de inhoud vernield.

De strenge kwaliteitscontrole maakte dat alleen de perfecte stukken mochten uitgevoerd worden. Kruiken met kleine foutjes mochten in de directe omgeving tegen verminderde prijs verkocht worden. Misbaksels werden in schervenkuilen naast de ovens gegooid en vernield. Deze worden vandaag de dag nog in gans Raeren teruggevonden bij opgravingen.

De gloed van de hel

Pas vanaf de 16de eeuw was men in staat de hitte in de grote ovens goed te controleren.Het bakken in een oven duurde meerdere dagen.De oven moest dag en nacht gestookt worden. De temperatuur moest minstens 1250° celsius bedragen. Dat was een echt hellevuur. De glazuur verkreeg men door ongeveer 400 kg keukenzout (NaCI) door de openingen van de oven te strooien.

De natriumdampen verbonden zich met het witgloeiende oppervlakvan de potten tot een kristalheldere glazuur. Uit de openingen stegen chloordampen op in witte wolken. Vanaf de 16de eeuw werden steenovens gebruikt die veel groter waren en een liggende constructie hadden.