Voor huis en hoeve

Gewelfde voet en ingekerfde lijn

Het vroege Raerense steengoed (tot het begin van de 16de eeuw) heeft 2 kenmerken : de wand heeft grove gleuven en de voet is een zogenaamd gewelfde voet, die als standring dienst doet. Deze voet was gemaakt uit een kleistrook die met de vingers tegen de bodem van de pot werd aangedrukt.
In deze periode werden voornamelijk drink- en schenkkruiken, voorraadpotten en ander huishoudelijk gebruiksgoed vervaardigd. Vanaf de 16de eeuw werden de wanden glad en kregen de voeten van de kruiken een effen bodem. De eerste versieringen zijn welvingen.

Kruiken, pinten en „Schnellen“

Vanaf de 16de eeuw vertoonden de drink- en schenkvatten meer diversiteit
inzake vorm. Voor brandewijn gebruikte men kleine, cilindrische pinten en voor bier en wijn hoge cilindrische „Schnellen“.

Stempels en inkervingen

Vanaf het midden van de 16de eeuw werden de versieringen op het Raerense steengoed bewuster aangebracht. Daarbij ging het vooral om ornamenten die met behulp van houten stempels in de vochtige klei werden aangedrukt. Ook inkervingen (‘kerfsneewerk’) werden populair. Aangezien elke insnijding met een mes apart werd ingekerfd en dus arbeidsintensief was en een vaste hand vereiste, waren deze kruiken zeer zeldzaam en bijgevolg ook duur.

Voor huis en hoeve

Naast drinkgerei vervaardigden de pottenbakkers van Raeren ook allerhande huishoudelijke voorwerpen. Bijvoorbeeld: voorraadkruiken, olielampjes en –kannetjes, schalen en schotels, vergieten, zeven, roompotten en melkaden en ja hoor, ook nachtpotten.

Wapens en medaillons

In de tweede helft van de 16de eeuw werd het aardewerk van Raeren versierd met opgelegde decoraties. Eerst waren dat stads-, land- en familiewapens,
evenals huis- en handelsmerken. Maar al snel kwamen ook medaillons met religieuze of profane motieven in de mode. De motieven werden in een zachte steen of in hout gesneden (negatieven). Van deze matrijzen werden resistente patrijzen gemaakt uit klei (positieven), die men kon kopiëren zo vaak men daar zin in had. De klei werd in deze nieuwe matrijzen gestreken. Men liet de klei lichtjes drogen, haalde die eruit en de klei kon dan op de potten geplakt worden.